Vrijwilligerswerk
Het gaat goed met mij. Zo goed zelfs dat ik vrijwilligerswerk wil gaan oppakken.
Toen ik tijdens mijn vakantie de oproep zag voor chauffeurs om NAH-patiënten van en naar een zorgatelier te rijden, hoefde ik daar niet lang over na te denken. Al gauw volgde een kennismaking met het zorgatelier zelf en haar bezoekers en vertelde ik in het kort mijn verhaal en wie ik ben. Ik kon direct aan de slag. Toen ik bij de tandarts een afspraak moest inplannen hoorde ik mezelf zeggen: ‘Nee, donderdagen kan ik niet. Dan moet ik werken.’ En dat voelde zo goed.
Ik mocht een lieve dame ophalen die prikkelarm vervoerd moest worden, dus geen radio en niet praten. Dat was helemaal op mijn lijf geschreven. Dat kon ik! Want multitasken in de auto als ik rijd is niet bevorderlijk voor de verkeersveiligheid – zeg maar. Het kostte me in de ochtend een uur en in de middag een uur. Tussendoor rusten en dat was dan mijn werkdag. Nu kan ik best een stukje autorijden, maar een mens vervoeren voelde toch wel als een heel kostbaar pakketje. Een fout zou grote gevolgen kunnen hebben. Bovendien hield ik deze dag geen energie over voor mijn eigen taken zoals sporten of koken. De verantwoordelijkheid en taakbelasting werd toch te groot en na vier weken besloot ik te stoppen. Tuurlijk was ik teleurgesteld in mezelf dat ik dit niet kon. Het voelde als opgeven. En hoewel ik mijn sportinstructeur gelijk moet geven dat het inbouwen van nieuwe routines minstens zes weken duurt, voelde ik ook opluchting dat de kogel door de kerk was.
Hoe lief was het begrip van de mensen van het zorgatelier. Een grote bos bloemen voor mijn dapperheid dat ik het in ieder geval geprobeerd had.
De zorgcoördinator vertelde dat ik tijdens mijn kennismakingsgesprek indruk had gemaakt. Dat ik mensen aan het denken had gezet. Dat het leven niet ophoudt als je NAH hebt. Dat je nog steeds iets voor een ander kunt betekenen. Hoe klein het gebaar ook is. En dat vind ik echt het grootste compliment dat ik maar kan krijgen.