Nieuw doel
‘Hoe is het de afgelopen week gegaan?’ vraagt de ergo, nadat ze vlijtig de tafel heeft gedesinfecteerd.
‘Best goed eigenlijk. Ik voel dat ik energie overhoud en dat is heel fijn. Het moeilijkste is nu dat ik energie voel, maar het niet uit mag geven.’
‘Ja, snap ik. Zoals ik je vorige week al vertelde is het goed om 2 á 3 weken energie op te bouwen alvorens een volgende stap te zetten.’
Deze fase van mijn herstel vind ik een stuk moeilijker dan de beginfase. Toen floot mijn lichaam me meteen terug als ik mijn eigen grens overschreed. Nu kan ik niet wachten de bloemetjes eens flink buiten te zetten.
‘Ik zou graag willen weten wat de volgende stap is, want soms voel ik me best een beetje eenzaam en afgezonderd van de buitenwereld. Hoe lief de mensen in mijn directe omgeving ook zijn.’
‘Wat zou je willen over zo’n week of twee/drie? We zouden een doel kunnen formuleren, zodat jij iets hebt om naar uit te kijken.’
Deze onverwachte vraag brengt vrijwel direct een grote dosis enthousiasme te weeg.
‘Ik zou graag met een vriendin op een terras willen zitten of eindelijk op kraamvisite bij een lieve collega.’
‘Nou, dan gaan we dat eens verder uitdiepen. Zullen we het voorbeeld pakken van die kraamvisite? Waar woont ze? Hoe ver is het rijden?’
Als een ongeduldige leerling geef ik antwoord op haar vragen.
‘Hoeveel punten kost het je denk je?’
‘Even denken. Autorijden 2, daar een uurtje zijn 6 en terug met de auto weer 2. 10 punten dus.’
Ik zucht. Dat betekent dat ik de rest van de dag weinig energie overhoud voor mijn gezin.
‘Wat kunnen we anders doen, zodat het je minder punten kost? Ik begin eens bij het vervoer.’
Samen verkennen we alle reële vervoersmiddelen.
‘Laten brengen kost het minste energie. Maar dat durf ik iemand niet te vragen. Zo van: ‘Hallo, ik wil iets leuks gaan doen. Kun je me halen en brengen, maar je mag niet mee naar binnen.’
‘Nee? Zijn er geen mensen in jouw omgeving die jou dat plezier gunnen?’
Ik denk aan mijn vader, aan mijn man. Die doen al zoveel.
‘Misschien een attente collega? Maar kan ik dat van haar vragen?’
‘Wat zou jij doen als je deze vraag krijgt van je beste vriendin of favoriete collega?’
‘Ja, dat zou ik wel doen ja.’
De ergo benoemt ook de mogelijkheid van een (streek-)taxi, maar zoveel luxe gun ik mezelf niet.
‘Tot zover het vervoer. Nu het bezoek zelf nog. Is het een uur?’
‘Nou misschien vindt zij het zelf ook wel prettig als ik maar drie kwartier blijf. Toen ik net een tweede kindje had vond ik kraamvisite het leukst als ze maar kort bleven.’
‘En kun je iets veranderen aan de setting daar? Ik bedoel: wonen er nog meer mensen bij haar in huis?’
‘Ja, haar schoonmoeder, haar man en ze heeft nog een peuter.’
Zij heeft zo’n schattig dochtertje, maar stel dat die kleine geen goede dag heeft en de baby is de hele tijd aan het huilen, dan kan ik het niet lang volhouden. Beschamend merk ik op:
‘Ik kan het toch niet maken om te zeggen dat ik graag langskom, maar dat die peuter maar weggewerkt moet worden?’
‘Nee, als je het zo zegt niet nee. Maar als je haar vraagt: “Wanneer is het rustig bij jou? “, dan klinkt dat al een heel stuk vriendelijker.’
Ik denk na. Zou ik dat echt kunnen vragen? De ergo ziet mijn bedenkingen en vraagt:
‘Nogmaals, zou jij het vervelend vinden als een collega aan jou vraagt “Luister, ik wil heel graag komen, maar i.v.m. mijn hersenletsel kan dat alleen in een rustige setting.”?’
‘Nee, dat zou ik niet erg vinden.’
Deze angel is er ook uit. Als de sessie afgelopen is voel ik me een heel stuk vrolijker. Ik heb een nieuw doel. En dat zorgt voor een grote glimlach op mijn gezicht.